Naslagwerken over Lier tijdens en na de Groote Oorlog

Lier: Op het stadhuis werden als slot van de 11 november viering twee nieuwe boeken voorgesteld
over het leven in Lier tijdens de twee wereldoorlogen. De herdenking werd aangegrepen om twee nieuwe publicaties aan u voor te stellen.
Het eerste boek “Lier als (nooit) tevoren. Hoe de Groote Oorlog de stad hertekende” is van de hand van Hugo De Bot, Marc Mees, André Van den Broeck en Greet Vervloet, en verschijnt als deel 11 in de reeks “Bijdragen tot de geschiedenis van de Stad Lier” van het Liers Genootschap voor Geschiedenis . Het geeft een beeld van onze stad voor, tijdens  (de verwoesting) en na de Groote Oorlog (de wederopbouw)
Het tweede boek handelt over de Lierse architect Eduard Careels  (1857-1933), vooral actief in O.L.V.‑Waver, en bevat o.a. een deel van de  briefwisseling tussen en met zijn zonen die beiden vochten aan het front. Het wordt uitgegeven door het Jozef van Rompay-Davidsfonds-Genootschap, met als eindredacteur Mario Baeck. (MSL/foto’s MSL)

Luk Ceulemans, voorzitter van het Lierse Genootschap voor Geschiedenis, toelichting bij het boek “Lier als (nooit) tevoren. Hoe de Groote Oorlog de stad hertekende”

Het gelaat van Lier zoals we het nu kennen is het gelaat dat Lier kreeg na de Groote Oorlog.
Slechts één week, van 29 september tot 6 oktober 1914 was er nodig om van de Leuvense
poort tot de Antwerpse poort een spoor van vernieling door onze stad te trekken.
Bombardementen, plunderingen, brandstichtingen maakten Lier onherkenbaar.
Heel opmerkelijk dat onze collegiale Sint-Gummaruskerk en dit prachtige stadhuis de dans
ontsprongen. Bij het uitbreken van de oorlog telde Lier 5513 woningen. Hiervan werden er
762 volledig vernield en 1400 onbewoonbaar.
Over de verwoesting van Lier schreef André Van den Broeck een bijdrage in het boek.
Toch ook vertellen dat André in 2017 een uitgebreide studie publiceerde over het Lierse
vluchtelingenverhaal tijdens de Groote Oorlog.
In de bijdrage Roode daken en witte gevelen handelt Marc Mees over het vooroorlogse
stadsbeeld van Lier. Het Lier van voor de Groote Oorlog noemt FelixTimmermans het witte stad. Ik citeren Marc: “Reeds in de 19de eeuw, veranderde het uitzicht van Lier grondig.
Vele huizen werden gesloopt en vervangen door nieuwe modieuze neoclassicistische gevels,
maar meer nog kregen gewoon een nieuwe bepleisterde lijstgevel terwijl het oude huis bleef
bestaan. Op die manier kregen hele straten stilaan op die manier een ogenschijnlijk uniform,
maar toch zeer gevarieerd wit aanzien. Dat witte stadje verdween grotendeels met de
vernielingen van de Groote Oorlog.”
In 2014 publiceerden Greet Vervloet en Hugo De Bot reeds het boek Lier in de Groote
Oorlog. In hun bijdrage in dit boek breien ze een vervolg aan hun eerste boek en ontrafelen
zij de wederopbouw, gedeeltelijk reeds begonnen tijdens de oorlog, maar vooral daarna.
Archieven werden uitgepluisd in het Aartsbisdom Mechelen-Brussel, het Stadsarchief Lier,
het Provinciaal Archief Antwerpen en het Rijksarchief Antwerpen-Beveren.
Onderwerpen zoals de Rechtbank voor Oorlogsschade, de wederopbouw tijdens de oorlog,
het 'Stijlendebat', de nieuwe rooilijnen, de inbreng van de in 1921 gestichte Maatschappij
voor Goedkope Woningen en de concentratie van verwoeste panden bij 'rijke families',
worden toegelicht.
De meest waardevolle bijdrage in dit derde luik vormen de ruim honderdvijftig
geveltekeningen en -plannen van de 'wederopbouw' architecten. Sommige zijn meer
aquarellen dan technische tekeningen. Ze worden geconfronteerd met de vooroorlogse
toestand, het verwoeste pand tijdens de Groote Oorlog en de hedendaagse situatie.
Dit boek is dus als het ware een drieluik: Lier voor, tijdens en na de Groote Oorlog.
Mario Baeck, eindredacteur van “Brieven uit de Groote Oorlog van de Lierse architectenfamilie Careels”, stelde het werk kort voor.

De Lierse architect Eduard Careels (1857-1933) realiseerde in de provincie Antwerpen een indrukwekkende reeks bouwwerken die het uitzicht van diverse dorpen en delen van de stedelijke omgeving sterk wijzigden. In de uitgave van de oorlogsbriefwisseling met zijn beide zonen, Jan (1894-1947) en Gustaaf (1896-1975), leren wij hem kennen als een zeer gelovige en sterk vaderlandslievende man met een warm familiehart. De beide broers hebben duidelijk verschillende persoonlijkheden en sterk uiteenlopende ervaringen aan het front. Zij houden de pijnlijke kanten van de oorlogservaringen grotendeels verborgen voor hun vader, maar zijn er onderling veel minder terughoudend over. Deze oorlogscorrespondentie is dan ook een aangrijpend tijdsdocument. In de mee in het boek opgenomen biografieën van de drie hoofdfiguren is er ruim aandacht voor het architecturale oeuvre van Eduard en Gustaaf Careels, beiden provinciaal architect. Het geheel wordt geïllustreerd met veel tot op heden ongepubliceerd beeldmateriaal uit het rijke familiearchief.

 

 

Dit artikel delen op social media

Tweet